Kinderen komen met verschillen in kennis en vaardigheden onze school binnen. Verschillen manifesteren zich in tempo, niveau en interesse tijdens het leerproces. Wij accepteren deze verschillen tussen kinderen. Alle kinderen hebben recht op onderwijs dat bij hen past.
Tot voor kort was kennisoverdracht de belangrijkste taak van de school. Nu vinden wij dat het aanleren van effectieve strategieën van leren (leren leren) voor het onderwijs doelmatiger is. Gerichte vragen kunnen stellen, informatie kunnen vinden, verbanden zien, hoofd en bijzaken onderscheiden, je werk kunnen plannen en volhouden zijn vaardigheden die uw kind nodig heeft in de maatschappij. Leerkrachten worden steeds meer begeleider, maar de sturende rol zal niet verdwijnen.
We werken op de Kuyperschool met het G.I.P. model (groepsgewijs en individueel pedagogisch en didactisch handelen van de leerkracht)
Dit model is een model van klassenmanagement waarbij je werkt van groepsgericht naar individuele aandacht voor leerlingen.
Om dit te bereiken hebben we een organisatie in de hele school waarbij de structuur van de lesopbouw en gedragsregels voor zelfstandig werken centraal staan. De kinderen leren al vanaf groep 1 dat er sprake is van uitgestelde aandacht.
Bij ons op school wordt klassen doorbrekend gewerkt. Het kan zijn dat een leerling lesstof aangeboden krijgt die behoort bij een jaargroep hoger of lager. We proberen les te geven op 3 niveaus in een basisgroep. Een groep krijgt lesstof aangeboden op het gemiddelde niveau. Een groep is de aandachtsgroep die extra instructie nodig heeft en een derde groep is de plusgroep. Deze groep krijgt meer verdiepingsstof aangeboden.
De leerlingen worden getraind om zelfstandig te werken en dragen ook zelf verantwoordelijkheid voor hun werk. Uiteraard houdt de leerkracht toezicht op de voortgang van het niveau. Door te werken met dag en/of weekkaarten heeft de leerkracht meer tijd voor de begeleidende taak.
In onze kleutergroepen werken wij met heterogene groepen. Oudste, middelste en jongste kleuters zitten bij elkaar in een groep 1/2. Daarna komen de kinderen in een basisgroep binnen een cluster 3/4, 5/6 of 7/8.
In het cluster werken de leerkrachten samen om instructie te geven aan kleine of grote groepen leerlingen. Deze instructie gaat over de lesstof waar het kind aan toe is. Zo kan bv. een leerling uit groep 3 werken bij een bepaald vak aan leerstof van groep 4. Of kinderen van groep 4 kunnen aansluiten bij onderdelen van lesstof van groep 3.
De kinderen starten in hun eigen basisgroep. Hier vindt de dagopening plaats. Daarna volgt een werkuur waarbij klassen doorbrekend gewerkt wordt op niveau.
Na de pauze en een half uur les in de basisgroep vindt een tweede werkuur plaats waarbij leerlingen door de hele school werken aan rekenen.
Op de middag staan leesactiviteiten, handvaardigheid, gym, wereldoriëntatie en vreedzame school centraal.
Door deze nieuwe manier van werken doen we meer recht aan verschillen tussen leerlingen. De lesstof is meer aangepast bij het kind. We geven geen individueel onderwijs maar we clusteren het lesaanbod. Ons motto is: groot waar het kan en klein waar het moet. We laten kinderen werken in een uitdagende leeromgeving. Kinderen hebben ook inbreng in hun eigen onderwijs maar we blijven wel in de gaten houden dat vrijheid geen vrijblijvendheid is.
Grote verandering is dat de groep wel een aanspreekpunt heeft maar wordt aangestuurd door meerdere leerkrachten. Leerkrachten zijn samen verantwoordelijk en kunnen de vakken verdelen naar affiniteit (doe de dingen die je leuk vind) en op kwaliteit (doe de dingen die je goed kunt) Doordat meerdere leerkrachten kijken naar een kind kan de beoordeling objectiever zijn.
Groep 1 en 2
Kleuters leren spelenderwijs. Wij spelen daarop in door te zorgen voor veel materialen waarvan de kinderen kunnen leren. We praten veel met de kinderen over allerlei dingen. Hierdoor vergroten zij hun woordenschat en leren zij goed spreken. Dit is belangrijk voor het latere taal- en leesonderwijs. Bij de jongste kleuters (groep 1) gebeurt dit allemaal spelenderwijs, terwijl we bij de kinderen in groep 2 al wat meer richting geven. Het werken bij kleuters gebeurt hoofdzakelijk in de vorm van projecten. Gedurende een bepaalde periode, die in lengte kan verschillen, wordt één onderwerp centraal gesteld.
Rond dit onderwerp komt een veelheid van taal-, reken-, en knutselactiviteiten aan bod. De thema's die aan bod komen staan niet volledig vast. Er zijn thema's die ieder jaar weer centraal staan, zoals de seizoenen en festiviteiten als Sinterklaas en Kerst. Kinderen kunnen zelf ook een thema aandragen, als bijvoorbeeld hun interesse naar een bepaald onderwerp uitgaat. Wij proberen daar zoveel mogelijk op in te spelen.
Het werken in de groepen 1 en 2 gebeurt meestal vanuit de kring. De kring is een belangrijke vorm waar kinderen regelmatig in terugkeren. In de kring kunnen verschillende activiteiten plaatsvinden zoals:
- Taalactiviteiten (o.a. vertellen, voorlezen, boekenbeurt, taalspelletjes, begrippen, luisteren)
- Rekenactiviteiten (o.a. tellen, ordenen, hoeveelheidsbegrippen)
- Muzikale activiteiten (o.a. toneelspelen, imiteren)
- Oefeningen met visuele- en auditieve discriminatie (het zien en horen van verschillen)
Naast de kring is ook "werken" een vast onderdeel. "Werken" is spelend en ontdekkend bezig zijn op allerlei manieren en met verschillende materialen, zoals puzzels , taal en rekenspelletjes . Op deze manier kunnen kinderen kennis opdoen en inzicht krijgen. De ontwikkelingsmaterialen zijn er in iedere groep op verschillende niveaus.
Ook in de hoeken wordt gewerkt. We kennen o.a. de bouwhoek, de huishoek, de teken/schilderhoek en de lees/schrijfhoek. De materialen in deze hoeken zijn zeer gedifferentieerd en kunnen zelfstandig door de kinderen worden gehanteerd. De hoeken zijn erg belangrijk voor de sociale, emotionele, cognitieve en motorische ontwikkeling. Kinderen leren hier samenwerken. Afspraken maken en opkomen voor zichzelf.
Een ander belangrijk element is "bewegen". Iedere dag gaan de kinderen in het speellokaal en/of op het speelplein spelen. Buiten is het meestal vrij spel. Binnen worden de geleide en de vrije lessen afgewisseld.
In de kleuterbouw wordt een aantal televisieprogramma's bekeken om met name de taal- en rekenactiviteiten te stimuleren.
In de kleutergroepen wordt ook gewerkt met computers. De kinderen werken zelfstandig aan verschillende programma's (bijv. vormen, kleuren, taal- en rekenactiviteiten).
Een voordeel van heterogene groepen is dat kinderen veel van elkaar kunnen leren. De jonge leerlingen trekken zich op aan oudere leerlingen en oudere leerlingen voelen zich weer verantwoordelijk voor de jonge kinderen die op school komen. Door gebruik te maken van kaarten op de dagplanning weten de kinderen wat er op een bepaalde dag allemaal aan de orde zal komen.
Om vroegtijdig eventuele problemen met leren te kunnen signaleren, worden de kinderen gedurende de kleuterperiode enkele malen intensief geobserveerd, waarbij de ontwikkeling op verschillende terreinen wordt bekeken. We gebruiken hiervoor het Ontwikkel Volg Model.
Na een half jaar onderwijs en tenminste drie maanden op onze school) worden observatielijsten ingevuld. Deze lijsten worden op de 10 minutengesprekken ter inzage gelegd en met de ouders besproken. Aan het einde van de kleuterperiode wordt bekeken of een kind naar groep 3 kan.
Voordat een kleuter op school komt krijgen de ouders een uitgebreide vragenlijst over de ontwikkeling van hun kind. Deze wordt bekeken samen met het verslag van het kinderdagverblijf of peuterspeelzaal en de observaties van de leerkracht. Binnen 3 maanden wordt dan vastgesteld of de kleuter extra aanbod of zorg nodig heeft. Dit gebeurt altijd in overleg met de ouders.
Veel kleuters zitten tweeënhalf a drie jaar in een kleutergroep. Dit is afhankelijk van geboortedatum, aard en aanleg. We voeren regelmatig observaties uit om vroegtijdig eventuele problemen met leren te signaleren.
Groep 3 t/m 8
In de wet op het primair onderwijs staat welke vakken de kinderen moeten leren. Voor elk vak zijn door het ministerie van O.C&W kerndoelen aangegeven.
Voor elk vak zijn door het ministerie van O.C&W kerndoelen aangegeven. Voor taal en rekenen werken we met referentieniveaus om het onderwijs op de basisschool en het voortgezet onderwijs goed op elkaar af te kunnen stemmen. De referentieniveaus beschrijven welke basiskennis en -vaardigheden leerlingen moeten beheersen voor taal en rekenen. Er zijn vier fundamentele niveaus en vier streefniveaus (1F t/m 4F en 1S t/m 4S) voor primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo. Tussen de vier niveaus is sprake van overgangen of drempels. Dit zijn de overstappen die leerlingen maken binnen het onderwijssysteem.
De leerkracht deelt het schooljaar in en zorgt ervoor dat de leerstof behandeld wordt. Dit wordt aan het begin van het schooljaar besproken met de ouders op de informatieavond. Aan het eind van de basisschool hebben alle kinderen in ieder geval de verplichte leerstof gehad, veel kinderen zelfs meer. Slechts een aantal kinderen lukt dit niet en daarover leest u meer bij kinderen met specifieke zorg. Vanaf groep 3 wordt er geleidelijk meer gewerkt met vakgerichte leermethoden.